Het geluidssignaal is uitgeschakeld of te zacht ingesteld.
Ga als volgt te werk om het volume van de geluidssignalen te wijzigen (afhankelijk van het bedieningselement):
Zet de functieschakelaar op 0.
Druk zo lang op de sensortoets < totdat P1 op het display verschijnt.
Kies de sensortoets OK.
De instelling P1 wordt opgeroepen en de actuele status S verschijnt.
Kies met de sensortoetsen < > het gewenste volume:
Status S1 (heel zacht) tot S30 (heel hard)
Kies de sensortoets OK.
U heeft het volume van de geluidssignalen gewijzigd. De instelling P verschijnt weer.
Wacht ca. 15 seconden tot de dagtijd verschijnt.
Zet de functieschakelaar op 0 of Verlichting .
Kies de sensortoets Instellingen .
Kies met de programmakeuzeschakelaar < > de instelling P4.
De instelling wordt opgeroepen en de actuele status S verschijnt.
Kies met de programmakeuzeschakelaar < > het gewenste volume:
Status S1 (melodieën, volume 1–7) of status S2 (enkele toon, volume 1–14).
Kies de sensortoets OK.
U heeft het volume van de geluidssignalen gewijzigd. De instelling P verschijnt weer.
Kies de sensortoets Instellingen om het menu te verlaten.
Kies de sensortoets Overige .
Kies het menupunt Instellingen.
Kies de sensortoets OK.
Kies het menupunt Volume.
Kies de sensortoets OK.
Kies het menupunt Geluidssignalen.
Kies het gewenste menupunt (Melodieën of Enkele toon). De huidige instelling wordt met een vinkje aangegeven.
Kies de sensortoets OK.
Stel met het segmentbalkje het volume van de gewenste geluidssignalen in.
Kies de sensortoets OK.
U heeft het volume van de geluidssignalen gewijzigd.
Ga als volgt te werk bij een touchscreen:
Kies in het hoofdmenu het menupunt Instellingen.
Kies het menupunt Volume.
Kies het menupunt Geluidssignalen.
Kies afhankelijk van het model het gewenste menupunt (Melodieën of Enkele toon).
Stel met het segmentbalkje het gewenste volume in.
Bevestig met OK.
U heeft het volume van de geluidssignalen gewijzigd.